De etymologische ontstaansgeschiedenis van het begrip sport is niet eenduidig. Volgens Leonard II (1980) is het begrip sport etymologisch afgeleid van het Latijnse woord desporto (“in vervoering raken” of “laten meeslepen”). Dit verwijst naar het fenomeen dat mensen in een activiteit opgaan of door een activiteit worden meegevoerd; denk aan flow of runners high.
Miermans (1955) stelt dat sport komt van de Latijnse term: “disportare”. Dit betekent zich verstrooien, zich vermaken of zich ontspannen. Het hield tijdverdrijven van twijfelachtige aard in, alsmede scherts, spot, plezier, spel en lichaamsoefeningen.
Het Engelse werkwoord “disport” heeft de betekenis van het zichzelf afleiding geven. De oorspronkelijke bijbedoeling van de mensen was om hun aandacht af te leiden van de hardheid en de druk van het dagelijkse leven door het deelnemen aan de vrolijkheid en grilligheid van speelse, ietwat fysieke activiteiten. (Foto: Jeroen Hoyng) In de historie waren er volgens Dunning (1971) voor sport in het oude Egypte en Griekenland geen geschreven regels. Wel waren er beschrijvingen van bewegingscultuur (lichaamsoefeningen en ademhalingstechnieken) in de heilige boeken van de hindoes in het oude India (De Veda’s, 2500-500 BC) en in de geschriften van Confucius staan zeden en gewoonten (o. boksen en medische gymnastiek) van het oude China (Kugel, 1972) .
- Het woord “disport” heeft in het Engels nu nog de betekenis van spel en scherts, maar werd afgekort tot “sport”;
- Sport wordt gezien als lichaamsoefeningen die tot ontspanning en vermaak dienen;
- De renaissance in het vijftiende-eeuwse Italië heeft tot de wedergeboorte van lichamelijke opvoeding en sport geleid in Europa;
In diverse landen (o. Zweden – Ling, Denemarken – Nachtegall, Duitsland – Vieth / Gutsmuths / Jahn, Zwitserland- Pestalozzi) ontwikkelden zich sportactiviteiten maar die verschilden tussen landen en tussen regio’s. “De Engelse ontwikkeling week af van andere landen toen in de zeventiende en achttiende eeuw boksen, paardenrennen, hardlopen, cricket en roeien op nationaal niveau werden gestandaardiseerd en georganiseerd” (Van Bottenburg, 1994 ). (Foto: Jeroen Hoyng) De internationale standaardisering en verspreiding van de meeste sporten hing samen met migratie, kolonisatie, handel, leger, school, kerk en media. Door die internationale standaardisering was vanaf eind negentiende eeuw tot aan 1965 het bewegingsculturele landschap eenvoudig en overzichtelijk volgens Crum (1992) en waren er duidelijke grenslijnen tussen sport en niet-sport. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw wordt het begrip sport diffuser omdat meer activiteiten worden aangeduid als sport of als sportief bestempeld.
Dit om incidenten te voorkomen zoals toen William Webb Ellis tijdens een potje voetbal (in de plaats Rugby) besloot om de bal op te pakken in zijn hand en naar voren over de doellijn te lopen. De uitdrukking “er een sport van maken” (met ambitie doen, prestatie nastreven; Van Dale) doet vermoeden dat er geen limiet staat op wat de term sport omvat.
Dat is voor media en publiek geen probleem, maar wel voor onderzoekers en beleidsmakers. Waar eindigt sport en waar begint theater, werk, recreatie, circus, spel, kunst of medische oefeningen? Deze discussie speelt al lang want Miermans (1955) schrijft al: “in het spraakgebruik rekent men de meest uiteenlopende bezigheden tot de sport”.
- Kunnen we überhaupt wel een definitie of benadering vinden die (a) een onderscheid maakt tussen verschillende sport-gerelateerde begrippen en (b) sport identificeert daar waar het zich voordoet? (Hoyng, 1995 );
Is het wenselijk en mogelijk om een heldere scheidslijn te trekken tussen activiteiten als schaken, armworstelen, poker, speleologie, twirling, synchroon zwemmen, free running (parcours), dans, duivenmelken, acrobatiek, hondenrennen, theatersport, WrestleMania, ritmische gymnastiek, beugelen, hanengevechten, aerobics, talentenjacht, beweeggames of bommetje springen in een zwembad? Er zijn wetenschappers die zeggen dat er geen definitie mogelijk is omdat sport een containerbegrip is van een losjes gerelateerde verzameling van activiteiten.
- Stokvis (1989) stelt dat “iedere definiëring van het begrip sport leidt tot uitsluiten van verschijnselen waarvoor goede argumenten zijn aan te voeren om ze wel als sport te beschouwen”;
- Anderen (o;
- Guttmann) zijn van mening dat de karakteristieken die de gehele familie van activiteiten gemeen hebben de definitie vormen;
Miermans (1955) stelde dat niet de bezigheid op zichzelf, maar de mate waarin en/of de wijze waarop deze geschiedt, bepaalt of al dan niet van sport kan worden gesproken (in water spelen/vrij zwemmen – wedstrijdzwemmen, stoepranden – handbal). Al geruime tijd wordt er onderzoek gedaan naar sport en maken onderzoekers gebruik van definities om het onderzoekveld te kunnen afbakenen.
- In het vijfjaarlijkse TijdsBestedingsOnderzoek (TBO) van SCP (sinds 1975) en CBS (sinds 2011) wordt de definitie van sport overgelaten aan de respondent;
- Het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) van SCP werd in 1979 voor het eerst uitgevoerd en kende een toonblad met 27 sporten;
Destijds werden bijvoorbeeld denksporten nadrukkelijk buiten beschouwing gelaten, terwijl die wel werden opgenomen in de ledentalstatistieken van NOC*NSF. In sport(deelname)onderzoek wordt de definitie van Van Bottenburg veelal gebruikt: “Sport is een menselijke activiteit die veelal plaatsvindt in een specifiek organisatorisch verband maar ook ongebonden kan worden verricht, doorgaans met gebruikmaking van een specifiek ruimtelijke voorziening en/of omgeving, op een manier die is gerelateerd aan voorschriften en gebruiken die in internationaal verband ten behoeve van prestaties met een competitie- of wedstrijdelement in de desbetreffende activiteit of verwante activiteiten tot ontwikkeling zijn gekomen” (Hoyng e.
- , 2003 );
- Breedveld (2003) geeft aan dat met begrippen als ‘veelal’ en ‘doorgaans’ deze definitie nog veel ruimte voor interpretatie laat;
- Hoyng e;
- (2003) stellen dat de weergegeven definitie vanzelfsprekend onbruikbaar is als toelichting op wat in het sportonderzoek onder sport moet worden verstaan;
Het is een middel om vanwege onderzoekstechnische redenen activiteiten in- en uit te sluiten. De operationalisering van deze definitie in de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO) leidde tot: “activiteiten die u in de afgelopen 12 maanden heeft beoefend volgens de gebruiken en regels uit de sportwereld”.
De antwoordmogelijkheden zijn beperkt tot een toonblad met 44 sporten en bij deze definitie wordt ervan uitgegaan dat een sporter een dergelijke activiteit met een zekere frequentie verricht (minstens 12 keer per jaar).
Met de overgang van AVO (laatste in 2007) naar Vrijetijdsomnibus (VTO) in 2012 zijn de vragenlijsten door SCP aangepast aan de wensen van de sport- en cultuursector (Van den Dool e. , 2014 ). Het toonblad van de RSO is gebruikt met een extra opsplitsing van vecht- en verdedigingssporten tot de afzonderlijke opties boksen, karate, kickboksen en taekwondo (toonblad = 47 sporten).
Deze ontwikkeling (AVO – RSO – VTO) schetst het probleem van sportonderzoek om telkens te moeten kiezen tussen het behouden van een “oude” definitie om een trendbreuk te voorkomen of over te gaan op een modernere definitie van sport.
Als mensen aangeven dat ze gaan sporten, dan worden vele activiteiten daartoe gerekend zoals baantjes zwemmen, joggen, fitnessen, etc. Maar als mensen gevraagd worden of ze zichzelf zien als sporter, dan blijkt dat beoefenaars van sporten die vaak in recreatief verband plaatsvinden (zwemmen, wandelen) zichzelf minder vaak beschouwen als sporter (Van der Werff & Elling, 2014 ).
Teamsporters zien zichzelf relatief vaker als sporter alsmede mensen die in wedstrijd- of verenigingsverband deelnemen. Ook blijkt dat mannen (2012: 43%) zich eerder als sporter zien dan vrouwen (31%). Of mensen zichzelf zien als sporter hangt in grote mate samen met het aantal keren dat ze per jaar sporten.
De richtlijn Sportdeelname Onderzoek gaat uit van minimaal twaalf keer per jaar sporten, maar de gemiddelde Nederlander legt de grens hoger tussen één á twee keer per week (Hoyng e. ,2003: 146 ). In de rapportage Sport 2010 is voor het eerst de ‘wekelijkse’ sporter onderscheiden, waarbij een ondergrens van veertig keer sporten per jaar wordt aangehouden.
Van der Werff & Elling (2014 ) stellen dat de definitie die alleen uitgaat van het aantal keren dat iemand sport te weinig aansluit bij het zelfbeeld van de sporters zelf en dus te beperkt is. Bepaalde groepen (bijv.
ouderen en vrouwen) zien zich niet als sporter terwijl ze wel sportactiviteiten doen. Wil je deze doelgroep bereiken, dan kun je beter spreken over sport én bewegen. Voor het bepalen van wat wel of geen sport is, blijft NOC*NSF primair aansluiting zoeken bij de internationale Sportdefinitie zoals gehanteerd door de Global Association of International Sports Federations (GAISF; voorheen SportAccord). Sport wordt hier verdeeld in de volgende categorieën:
- hoofdzakelijk lichamelijk
- hoofdzakelijk geestelijk
- hoofdzakelijk gemotoriseerd
- hoofdzakelijk coördinatie
- hoofdzakelijk dier ondersteunend
Om te worden toegelaten tot de lijst met sporten moet een activiteit: (i) een vorm van competitie hebben, (ii) niet afhankelijk zijn van een geïntegreerde geluksfactor, (iii) niet worden bepaald door onnodige gezondheid- of veiligheidsrisico’s van deelnemers, (iv) mag geenszins schadelijk zijn voor een levend wezen, en (v) mag niet afhankelijk zijn van materiaal wat door één aanbieder wordt aangeboden. Deze toelatingseisen zijn niet heel hard want aanvragen van activiteiten die beperkt lichamelijke of atletische activiteit vergen worden zeer zorgvuldig overwogen. Denk aan denksporten en gemotoriseerde sporten waar het lichamelijke aspect minder dominant is.
Het doel van GAISF is niet om een algemene wetenschappelijke statische definitie van sport te hebben, maar een heldere en pragmatische beschrijving van activiteiten die als sport beschouwd kunnen worden.
Ook de relatie tussen sport en kunst is speciaal van belang bij jury-sporten. NOC*NSF heeft bepaald in de notitie ledendefinitie dat aan de erkenning van een internationale federatie door Nederlandse sportbonden geen rechten kunnen worden ontleend, noch dat bepaalde typisch Nederlandse sporten die niet GAISF erkend zijn per definitie niet voor een NOC*NSF-lidmaatschap in aanmerking kunnen komen.
- Mandaat om te besluiten om sportbonden al dan niet als lidorganisatie toe te laten, blijft te allen tijde liggen bij de Algemene Vergadering van NOC*NSF;
- Als je als beleidsmaker je beperkt tot de bij NOC*NSF aangesloten bonden sluit je vele historische en moderne vormen van sport en bewegen uit (bijv;
volkssporten, free running). Hou bij het gebruiken van een bepaalde definitie rekening met welke activiteiten je in- en uitsluit. Een definitie met nadruk op fysieke activiteiten kan inhouden dat er misschien voorbeelden (freefight, nieuwjaarsduik, crashed ice down hill skating) zijn die je als beleidsmaker niet wil subsidiëren.
- Geen definitie hanteren betekent dat allerlei organisaties een beroep kunnen doel op gemeentelijke sportsubsidies als duivenmelkers, vissers, klaverjas-verenigingen, cage- of freefight organisatoren, plattelandsverenigingen met een jaarlijkse sportdag, etc;
Sportbeleid wordt steeds vaker verbreed tot sport- en beweegbeleid waardoor de discussie niet meer over de definitie van de activiteit gaat, maar over welke bijdrage het kan leveren aan de samenleving t. gezondheid, welzijn, etc. Sport is een lastig te omschrijven begrip en daarbij al decennia lang onderhevig aan verandering. Bij sport als doel wordt vaak een enge definitie van sport toegepast met kenmerken als:
- lichamelijke activiteit,
- wedstrijdelement,
- het streven naar uitmuntendheid,
- reglementering en
- institutionalisering.
Sport is dan een lichamelijke activiteit waarbij het gaat om het vergelijken van vaardigheden (zoals coördinatie, balans, vlugheid, nauwkeurigheid, snelheid, kracht, uithoudingsvermogen, enz. De WHO hanteert de volgende definitie : “Sport is an activity involving physical exertion, skill and/or hand-eye coordination as the primary focus of the activity, with elements of competition where rules and patterns of behaviour governing the activity exist formally through organizations; and may be participated in either individually or as a team”.
- Maar is dat een probleem? Het lijkt alsof voor “sport als doel” en “sport als middel” twee verschillende definities gehanteerd worden;
- Sport wordt echter meer en meer ingezet als middel voor maatschappelijke doelen;
Een ruime definitie is dan vaker wenselijk omdat er diverse sport- en beweegactiviteiten zijn die voor het bereiken van beleidsdoelen kunnen worden ingezet. Fitness kan een prima bijdrage leveren aan gezondheidsdoelstellingen, fierljeppen aan (behoud van) de Friese cultuur en bridge aan Wmo-doelstellingen.
Wat verstaan we onder sport?
Kenmerken [ bewerken | brontekst bewerken ] – Hoewel iedereen weet wat er met sport bedoeld wordt, is het lastig om hiervan een eenduidige definitie te geven. De term ontwikkelt zich voortdurend om nieuwe activiteiten die men als sport ervaart onder deze noemer te brengen. Hieronder volgt een aantal kenmerken:
- Een sport heeft een vastgelegd aantal regels die bij alle spelers bekend behoren te zijn. Deze kunnen in de loop der tijd en van plaats tot plaats verschillen. Toernooien kunnen hun eigen aanvullende regels stellen, maar er is in beginsel een vast aantal van overeengekomen en aanvaarde regels.
- Een sport heeft vaak een competitieaspect. Dit kan zijn in een rechtstreeks treffen met andere spelers, of in de zin van het vestigen van een score.
- Een sport wordt beoefend voor het plezier van de deelnemers en/of van de toeschouwers; of omwille van het aanzien van een land, stad, club enzovoort.
- Een sport bestaat uit een fysieke of mentale activiteit, uitgevoerd individueel of in teamverband, met of zonder tegenspelers om van te winnen (bijvoorbeeld voetbal), of om een doel te bereiken (bijvoorbeeld bergbeklimmen), of om gezondheidsredenen (bijvoorbeeld zwemmen).
- Het primaire doel van een competitie is om volgens de regels te winnen, en niet om esthetische, artistieke of financiële redenen.
Hoeveel moet een 70 jarige bewegen?
Hoeveel moeten kinderen per dag bewegen? – Voor kinderen is bewegen extra belangrijk, omdat ze daardoor goed groeien, niet te zwaar worden, hun spieren ontwikkelen en minder snel ziek worden. Onder bewegen valt sporten, maar bijvoorbeeld ook spelen met vriendjes of fietsen naar school. Voor kinderen geldt de volgende beweegrichtlijn:
- Bewegen is goed, meer bewegen is beter.
- Doe minstens elke dag 1 uur aan matig intensieve inspanning. Langer, vaker en/ of intensiever bewegen geeft extra gezondheidsvoordeel.
- Doe minstens driemaal per week spierversterkende en botversterkende activiteiten.
- En: voorkom veel stilzitten.
Wat is het effect van sporten?
We zitten teveel en bewegen te weinig. Daarom wil NOC*NSF het aantal sportende mensen de komende jaren met 10 procent verhogen. Sport is goed voor de gezondheid. Tegelijkertijd draagt sport bij aan een fitte en vitale samenleving, waardoor de gezondheidszorg minder belast wordt.
- Zeker met het oog op toenemende vergrijzing in Nederland is dat een niet onbelangrijk gegeven;
- Goed voor het lichaam Sport en bewegen dragen bij aan de gezondheid van mensen;
- Dat blijkt uit tal van onderzoeken;
Sport zorgt voor een betere conditie, meer spierkracht, een gezonde levensstijl, een goede nachtrust en een minder hoge medische consumptie. Sporten verkleint namelijk het risico op een groot aantal aandoeningen als hart- en vaatziekten, obesitas, osteoporose, beroertes.
Personen die regelmatig bewegen hebben bovendien een lager risico van 30 procent om vroegtijdig te overlijden. Sporten kan ook de gezondheidstoestand verbeteren van mensen met een chronische aandoening. Onvoldoende lichaamsbeweging daarentegen, vergroot de kans op een vroegtijdige dood.
In Nederland gaat dat om ongeveer 8. 000 sterfgevallen per jaar, dat is 6 procent van het totaal aantal sterfgevallen. Goed voor de geest Sport zorgt niet alleen voor lichamelijke fitheid maar ook voor mentale fitheid. Sporters zullen het daarmee eens zijn.
Simpelweg omdat je je na afloop van het sporten altijd lekkerder voelt dan daarvoor. Voldoende fysieke activiteit gaat depressies tegen, vertraagt de ontwikkeling van dementie en vermindert het aantal psychische klachten.
Tegelijkertijd kan sporten leiden tot meer eigenwaarde, zelfvertrouwen en (sociale) vaardigheden. Voor jongeren geldt dat bewegen een positieve invloed heeft op hun cognitieve ontwikkeling. Ook ouderen doen hun voordeel met lichaamsbeweging. Het vermindert de behoefte aan zorg.
Dat heeft twee grote voordelen. Enerzijds kunnen de gezondheidskosten worden gereduceerd. Aan de andere kant stimuleert het de mentale gezondheid, omdat ze minder snel hun autonomie verliezen. De beweegnorm Op de vraag hoeveel iemand moet bewegen om de positieve effecten van sport te ervaren, is nog geen eenduidig antwoord.
De beweegnorm, een maatschappelijk breed gedragen norm voor gezond beweeggedrag, lijkt desalniettemin een goed uitgangspunt te zijn. Volgens die norm dienen jongeren dagelijks een uur actief te zijn, waarvan minimaal drie keer per week twintig minuten intensief.
Volwassenen dienen vijf dagen per week een halfuur actief te zijn, waarvan minimaal drie keer twintig minuten intensief. Verontrustend is dat de Nederlander steeds meer uren per dag zit. En dat langdurig zitten is vaak ongezonder dan wordt gedacht.
Jongeren van 12-17 jaar zitten op een niet-schooldag zelfs een uur langer dan 65-plussers. Dus computer uit, gympen aan! We winnen veel met sport!.
Wat doet sporten met een mens?
Sporten is goed voor je fysieke gezondheid – Sport heeft een positieve invloed op je gezondheid en vermindert de kans op ziekten zoals obesitas, kanker, hart- en vaatziekten en diabetes. Sporten maak je hart sterker Als je sport, gaat je hart hard aan de slag.
Je hartslag gaat omhoog en je hartspier moet flink werken om het bloed door je lichaam te pompen. Hoe vaker je sport, hoe sterker je hart wordt omdat hij vaker hard moet werken. Dat komt je gezondheid ten goede.
Je cholesterolwaarden in je bloed verlagen, waardoor het risico op een hartaandoening minder wordt. Ook neemt hierdoor de kans op bloedklonteringen af. Je weerstand wordt beter dankzij sporten Regelmatig sporten zorgt ervoor dat je lichaam beter in staat is om je te beschermen tegen bacteriën en virussen.
- Je immuunsysteem wordt dus versterkt als je sport;
- Zo hoef je niet meer bang te zijn voor de volgende griepepidemie! Sterkere spieren door sporten Zit je veel, bijvoorbeeld door een kantoorbaan? De hele dag zitten is niet goed voor je gezondheid, bewegen is daarom extra belangrijk;
Je kunt je lichaam soepel houden door te sporten. Hierbij gebruik je namelijk je lichaam op een andere manier dan wanneer je zit. Je zal merken dat je spieren minder stijf zijn en dat je houding verbetert.
Wat gebeurt er met je als je sport?
Aanpassingen van je lichaam – Wat zijn de effecten van bewegen op de lange termijn? Het lichaam is slim en gemaakt om zich aan te passen. Spieren kunnen meer kracht leveren doordat ze efficiënter samentrekken en sterker worden. Het hart wordt sterker; het pompt meer bloed rond tijdens een hartslag.
Dit zorgt ervoor dat de hartslag in rust naar beneden gaat. Het lichaam verbetert zich in het opnemen van zuurstof en brandstof, zodat dit sneller naar de spieren gaat. Ook verbetert de circulatie van het bloed naar de spieren.
Zo ontstaan meer bloedvaten in de spieren en wordt de verdeling van het bloed beter geregeld.